Bij participatieve monitoring zetten burgers zich in om allerlei zaken te meten in de leefomgeving. Deels gebeurt dat als burgers zélf het initiatief nemen, maar steeds vaker ook zijn het overheden die er de waarde van inzien.  Directie Participatie van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voerden een snelstudie uit om het fenomeen in kaart te brengen, inclusief de belangrijkste do’s en don’ts. Daarvoor lieten ze zich onder meer informeren door het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), dat eerst terughoudend was ten opzichte van participatieve monitoring, maar het nu enthousiast omarmt.  

 

‘Citizen Science’

De ervaringen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)) vormen een belangrijke bron voor de snelstudie. Het RIVM is onder andere verantwoordelijk voor de meting van de luchtkwaliteit in Nederland. Het stond lange tijd sceptisch ten opzichte van de waarde van luchtkwaliteitsmetingen uit minder formele bronnen. Maar daar is verandering in gekomen: metingen door burgers spelen een steeds grotere rol, legt Hester Volten van RIVM uit.

‘Dat is begonnen met het succesvolle ‘Citizen Science’ (wetenschap met- en door burgers) project iSPEX om fijnstof te meten met smartphones.’ Over de resultaten uit iSPEX zijn twee wetenschappelijke artikelen verschenen, één over de technische kant en één over de sociaal-wetenschappelijke aspecten. Dit leidde er toe dat Volten geregeld uitnodigingen kreeg om toelichting te geven. ‘Toen realiseerde ik me: deze aanpak is niet alleen maar leuk, het is de toekomst!’